Wie erft er bij het overlijden van een vrijgezel?

Home 9 Erfenissen 9 Wie erft er bij het overlijden van een vrijgezel?

Het antwoord op deze vraag hangt af van hoe de erfopvolging plaatsheeft. Erfopvolging kan plaatshebben op twee manieren:

 

 

Wanneer een vrijgezel komt te overlijden, bepaalt het testament welke personen wat erven. In het testament kan de overledene iets aan iemand hebben gelegateerd. Een legaat is een uiterste wilsbeschikking waarin de overledene aan één of meer personen een vorderingsrecht toekent, bijvoorbeeld een geldbedrag of een auto. Verder staat in het testament welke personen tot erfgenaam zijn benoemd. Daarnaast wordt in veel testamenten een executeur benoemd. Dat is de persoon die de nalatenschap gaat beheren.

Als de vrijgezel komt te overlijden en geen testament heeft gemaakt, dan bepaalt de wet wie de erfgenamen zijn. De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde allereerst de echtgenoot/geregistreerd partner tezamen met de kinderen van de overledene. Dus als de vrijgezel kinderen heeft, dan zijn de kinderen de enig erfgenaam van de vrijgezel. De afstammelingen van een kind worden bij plaatsvervulling geroepen. Dat wil zeggen dat als een kind al eerder is overleden, de kinderen van dat kind (en dus de kleinkinderen van de overledene) als erfgenaam tot de nalatenschap worden geroepen.

 

Wie erft eerst: ouders of broers en zussen?

Wanneer de vrijgezel geen echtgenoot/geregistreerd partner en geen kinderen en kleinkinderen heeft, dan bepaalt de wet dat de ouders van de overledene tezamen met de broers en zussen van de overledene erven. Dit is het antwoord op de vraag: wie erft mijn erfenis als ik geen kinderen heb en geen partner? Ook hier geldt dat plaatsvervulling kan optreden. De afstammelingen van broer of zus kunnen in de plaats van de broer of zus erven, bijvoorbeeld wanneer de broer of zus al is overleden. Verder geldt nog dat het erfdeel van een ouder altijd minstens een kwart bedraagt.

 

Heb je als alleenstaande een testament nodig?

Het is verstandig om na te denken over de erfopvolging. Als geen testament is opgesteld, dan bepaalt de wet de erfopvolging. Als de uitkomst daarvan niet wenselijk is, dan is het nodig een testament op te stellen. Als vrijgezel kunt u uw broer en zus met een testament onterven. Is er geen testament, dan is de familie altijd erfgenaam. Verder kan het wenselijk zijn dat in het testament een executeur wordt benoemd. Ook in fiscaal opzicht kan het voor een alleenstaande verstandig zijn een testament te maken, omdat ouders, broers en zussen een lage vrijstelling hebben voor de erfbelasting en worden belast tegen een hoog percentage.

 

Rechtspraak over wie erft: de broer of de echtgenote

Onlangs heeft de Hoge Raad arrest gewezen over een situatie waarbij sprake was van het overlijden van iemand die een testament had gemaakt en zijn broer tot zijn enig erfgenaam had benoemd. Deze erflater had op 21 juli 2006 een testament gemaakt. Op dat moment was hij gehuwd met zijn eerste echtgenote. Hij heeft haar benoemd tot zijn enige erfgename en executeur onder de voorwaarde dat hun huwelijk nog bestaat op zijn sterfdag. Erflater en deze eerste echtgenote zijn op 22 oktober 2009 gescheiden, zodat de eerste echtgenote geen erfgenaam is en ook geen executeur. Erflater heeft in zijn testament ook een subsidiaire erfstelling opgenomen die luidt als volgt: voor het geval dat de gemaakte erfstelling van de eerste echtgenote geen gevolg heeft, benoem ik mijn broer tot mijn enige erfgenaam.

Erflater is vervolgens gehuwd met zijn tweede echtgenote. Hij heeft gedurende zijn huwelijk met deze tweede echtgenote op enig moment een concept van een testament laten maken. In dat concept staat dat hij alle eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen herroept en zijn tweede echtgenote en – indien aanwezig – zijn kinderen tot zijn erfgenamen benoemt. Dit concept heeft niet geleid tot de ondertekening van een overeenkomstig testament bij de notaris, zodat zijn laatste testament dat van 21 juli 2006 is. In dat testament is de broer van de erflater tot enig erfgenaam benoemd. De tweede echtgenote heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de broer aan het testament van 21 juli 2006 geen rechten kan ontlenen. De rechtbank Gelderland heeft deze vordering bij vonnis van 8 mei 2019 toegewezen. Tegen dit vonnis heeft de broer hoger beroep ingesteld. Bij eindarrest van 22 maart 2022 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de tweede echtgenote en de kinderen afgewezen. Dat betekent dat de broer nog steeds de enig erfgenaam zou zijn. De echtgenote en de kinderen hebben cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 maart 2022 overwogen dat bij de uitleg van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt (art. 4:46 lid 1 BW). Bij het vaststellen van de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt, kunnen feiten en omstandigheden van na het opmaken van de uiterste wil van belang zijn, omdat daaraan bewijs kan worden ontleend van een omstandigheid waaronder de uiterste wil is gemaakt. Ten tijde van het opmaken van de uiterste wil bij de erflater bestaande verwachtingen over toekomstige gebeurtenissen zullen in aanmerking kunnen komen als omstandigheid waaronder de uiterste wil is gemaakt. Verwachtingen van de erflater over de toekomst kunnen ook van belang zijn bij het vaststellen van de verhoudingen die de erflater met de uiterste wil kennelijk wenst te regelen. In het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2013 ligt besloten dat voor de vaststelling van de verhoudingen die de erflater met de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, mede acht geslagen kan worden op verklaringen van getuigen omtrent hetgeen de erflater heeft beoogd. Doen zich na het opmaken van de uiterste wil feiten en omstandigheden voor waardoor de feitelijke verhoudingen niet langer aansluiten bij hetgeen de erflater kennelijk wenste te regelen, dan kan de uiterste wil zo worden uitgelegd dat de desbetreffende beschikking alleen gold voor de situatie die bestond voordat de bedoelde feiten en omstandigheden zich hadden voorgedaan. Voor een zodanige uitleg is niet vereist dat de erflater bij het opmaken van de uiterste wil op de bedoelde feiten en omstandigheden is vooruitgelopen.

De omstandigheid dat de erflater in zijn testament niet is vooruitgelopen op de latere wijziging in zijn huwelijks- en gezinssituatie (zijn hertrouwen en de geboorte van twee kinderen) brengt – anders dan het hof heeft geoordeeld – niet mee dat die wijziging bij de uitleg van het testament geen rol kan spelen. Indien de erflater bij het opmaken van de uiterste wil geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van hertrouwen en achterlaten van afstammelingen, dringt zich de vraag op of de erflater met de uiterste wil ook de door die omstandigheid gewijzigde verhoudingen kennelijk wilde regelen. Aan die vraag kon het hof niet voorbijgaan door slechts uit het testament af te leiden welke verhoudingen de erflater met de uiterste wil kennelijk wilde regelen en te constateren dat in het testament niet is verwoord dat de erfstelling van de broer niet geldt als de erflater hertrouwt en afstammelingen achterlaat.

Gerelateerde berichten