Afstammelingen van een erflater kunnen aanspraak maken op de legitieme portie. Iemand die aanspraak kan maken op een legitieme portie wordt legitimaris genoemd. Legitimarissen zijn de afstammelingen van de erflater die door de wet als erfgenamen tot zijn nalatenschap worden geroepen, hetzij uit eigen hoofde, hetzij bij plaatsvervulling met betrekking tot personen die op het ogenblik van het openvallen der nalatenschap niet meer bestaan of die onwaardig zijn. De legitieme portie van een legitimaris is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de erflater, waarop de legitimaris in weerwil van giften en het testament van de erflater aanspraak kan maken. De legitieme portie bedraagt de helft van het deel dat het kind normaal gesproken krachtens de wet had verkregen. De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden.
In veel gevallen zal door de erflater meer dan één kind worden achtergelaten. Wanneer in een procedure door een legitimaris een debat wordt gevoerd over de omvang van de legitieme portie, is het de vraag of het nodig is om de andere legitimaris(sen) in het geding te betrekken. De legitieme portie zal voor alle legitimarissen in beginsel een gelijke omvang hebben. Het betrekken van andere personen in de procedure is noodzakelijk als sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Van een processueel ondeelbare rechtsverhouding is sprake wanneer het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover voor alle betrokken partijen (voor alle legitimarissen) hetzelfde luidt. In een dergelijk geval kan de rechter slechts een beslissing geven in een geding waarbij allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt.
Blijkens het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 juni 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:2060) is bij het vaststellen van de legitimaire massa van de nalatenschap en de aan de legitimarissen toekomende legitieme portie sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Volgens het hof binden deze vaststellingen ook de andere legitimaris. Omdat deze andere legitimaris niet in het geding betrokken was, biedt het hof gelegenheid aan de eisende partij om deze legitimaris alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv.
In de conclusie van A-G Vlas van 22 december 2023 (ECLI:NL:PHR:2023:1190), welke conclusie door de Hoge Raad is gevolgd in het arrest van 9 februari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:213), wordt ingegaan op de vraag of bij de vaststelling en betaling van een legitieme portie sprake is van processueel ondeelbare rechtsverhouding. Volgens de A-G heeft een legitimaris slechts een vordering op de nalatenschap. Die vordering is deelbaar, in de zin dat de erfgenamen aansprakelijk zijn naar evenredigheid van hun erfdeel (art. 4:80 lid 2 BW). De aard en inhoud van de rechtsverhouding nopen er – anders dan bij een vordering tot boedelbeschrijving en verdeling van een nalatenschap – dan ook niet toe dat alle erfgenamen, noch alle legitimarissen (voor zover zij aanspraak hebben gemaakt op hun legitieme portie), in het geding worden opgeroepen. In dit geval waren alle erfgenamen overigens wél door de eisende partij in cassatie betrokken. De A-G concludeert dat in deze zaak geen verplichting bestaat voor de Hoge Raad om ambtshalve aan de eisende partij de gelegenheid te bieden de andere legitimarissen alsnog als partij in het geding in cassatie te betrekken. De A-G stelt echter dat het wel praktisch kan zijn als wel alle legitimarissen in het geding worden betrokken.
De jurisprudentie is dus wisselend als het gaat over de processueel ondeelbare rechtsverhouding bij de vaststelling van de legitieme portie.